|
Maandag 8/1/2001
Voor het politiebureau wacht Danielle in de camion terwijl ik de paspoorten laat invullen. Het is
daar dat Danielle zich laat uitnodigen door Adama om
plaats te nemen in de schaduw van het terras. Adama werkt
in het restaurant. Ik vervoeg het gezelschap en even
later komt Rama, de eigenares, erbij zitten. Zij is van
Mali en haar man, Fransman, hebben met het jaareinde hun
restaurant geopend. Wij blijven de ganse namiddag op het
terras plakken en Rama zorgt er uiteindelijk voor dat de
douanepapieren geregeld wordt met een van haar vrienden
douaniers. Zonder ons medeweten hadden we uiteindelijk
een heel groot probleem. Gelukkig dat we halt gehouden
hebben, want eenmaal in Bamako hadden ze ons
teruggestuurd naar de grens. In de vooravond vervoegd
Thierry (de man van Rama) ons gezelschap en we brengen
een aangename avond door. We parkeren de camion voor hun
huis en nemen noch een laatste thee.
|
Dinsdag 9/1/2001
Thierry neemt van de gelegenheid gebruik, dat we naar Bamako
gaan, om zijn visa te verlengen. Noch
eens geluk want hij neemt ons mee naar de tante van Rama,
Kadjatou die een groot huis heeft met een heel grote koer
in het midden waar de ganse Afrikaanse familie woont:
twee zonen, een nonkel uit Gao die op bezoek is, een
nicht, Kadidja, die opgevoed is door Kadjatou omdat ze
geen dochter had, de kinderen van haar overleden zuster,
Safi met haar dochter Pitchou, Mae, Mariam en Mohammed,
de grootmoeder, de schoonzuster, de zoon van haar
overleden man maar andere echtgenoot, de kok met zijn
vrouw hun twee dochters met hun kinderen, en dan nog
enkele kozijnen en onze excuses voor degene die we
vergeten zijn.
We worden onthaald met een
Malische gastvrijheid, die we ontdekken en we zullen
nooit alleen zijn in de stad. Aankoop van stoffen op de
markt met Safi. Niettegenstaande haar begeleiding putten
de verkopers ons uit. De stoffen worden naar de
kleermaker gebracht. Safi, onze officiële gids in
Bamako, neemt ons onder andere mee naar een discotheek,
die een tegenvaller is, zelfde muziek en ambiance als bij
ons en te grote verhouding blanken. Het is eerder Thierry
die ons de kleine bars met goede muziek, stijl
"desert blues", leert kennen. We brengen een
bezoek aan het Centre Culturel Français en profiteren
van de gelegenheid om de film van de dag, "Pièces didentité"
die bijna volledig in Brussel gedraaid is, te zien.
Tijdens de dag bevindt
iedereen zich op de koer. De kok is oud en het eten wordt
bereidt met een beurtrol door de meisjes, per twee. In de
namiddag wordt het haar gevlochten. Savonds discuteren de
jongeren voor de poort, in de straat. Iedereen heeft zijn
stek. De onze is "Chez Phil" waar we regelmatig
een pint nemen.
Bamako met zijn familie
is aangenaam maar we interesseren ons ook voor de rest
van Mali, in het bijzonder het Dogonland en Djenné. Het
probleem voor onze uitstap naar het Dogonland is dat we
onze camion ergens moeten achterlaten voor enkele dagen
zonder bewaking en dit is geen prettige gedachte. Daarom
beslissen we dat we de camion in Bamako laten, bij
Kadjatou. Kadjatou wilt ons niet alleen laten vertrekken
en vertrouwt ons Sanoussi, een kozijn, toe.
|
Donderdag 18/1/2001
We maken ons klaar voor het vertrek:
rugzak met het minimum aan kleren, slaapzak,
fotoapparaat, enz
en het 16 uur als we vertrekken
naar de stelplaats, iedere busmaatschappij heeft zijn
eigen stelplaats en haltes, om te vertrekken rond 18 uur
richting Mopti. De bus is comfortabel, maar moet
regelmatig stoppen voor barrières (douane, politie,
rijkswacht) tot Ségou. Een kleine halte om te eten, het
is reeds middernacht, daarna in één trek naar Mopti, in
ieder geval we hebben geslapen. De nacht is koud en omdat
we de bagage beperkt hebben, geen pull-over of iets met
lange mouwen. Daar zullen we spijt van hebben, iedere
avond tot onze retour. We komen aan om 3 ½ uur in de
morgen, maar gelukkig mogen we op de bus blijven tot in
de kleine morgen.
Zes uur, we zijn haast bevroren en hebben overal pijn, maar dit geeft de punch
om te bewegen en we bezoeken Mopti in voormiddag. Wanneer
we terug zijn van onze wandeling worden we bestookt door
de gidsen maar dank zij Sanoussi, kunnen we de vlooien
van ons afschudden. Met de taxi-baché komen we aan op
het kruispunt (Bamako Gao) van Sévaré om 10u30.
Bij het syndicaat nemen we een ticket tot Bandiagara.
Sanoussi hoort zeggen dat de prijs moet verdubbeld worden
voor de blanken, en dit maakt hem kwaad (de eerste maal),
maar uiteindelijk betalen we de juiste prijs. Daar het
geen marktdag is in Sangha en ook niet in Bandiagara,
maakt dat het wachten lang wordt, heel lang. Gelukkig
bevinden we ons in de schaduw van een boom, midden op de
koer van een dorpsbewoner, de normaalste zaak van de
wereld, waar we de gebruiken van een andere familie
kunnen observeren. Vertrek om 16 uur, het moment dat de
17de klant zich aangemeld heeft. Een nieuwe discussie, we
moeten betalen voor de bagage op het dak en Sanoussi is
niet akkoord, een storm in een glas water, er wordt niet
betaald. Aangekomen in Bandiagara, 18u30 en 60 km verder,
opnieuw een aanval van prutsgidsen die ons bespringen als
vliegen op een verse stront. Sanoussi, noch eens, trek er
tussenuit en laat iemand komen die hem aangeraden geweest
is, bespreekt de prijs met veel omhaal maar toch zo laag
mogelijk. Van Sanoussi leren we de kunst van het
pingelen. Het eenvoudigste is, onze prijs te geven en
zeggen dat we niet meer bij hebben, maar natuurlijk in al
zijn vormen van de woordkunst. Bijvoorbeeld om een gids
te vermijden die ons sowieso niets leert (het is
duidelijk dat die jonge snaken in ons, blanken,
wandelende geldbeugels zien), is te zeggen dat we geen
budget voorzien hebben voor een gids, dat we slechts het
geld bijhebben voor voedsel en overnachting, maar dat we
anderzijds zeker hem gingen genomen hebben, maar echt
waar, het is niet mogelijk, enzovoort.
Het is wel tijdrovend,
maar heeft ons de mogelijkheid gegeven om de route uit te
stippelen en een afspraak is geregeld met een taxi om ons
de volgende morgen af te zetten in Djiguibombo en ons
terug op te halen de dinsdag in Dourou om 10 uur.
|
Zaterdag 20/1/2001
In Djiguibombo worden we ontvangen door
het comité van de wijzen, noch redelijk vers van vlees,
de céremonie van het groeten, gemakkelijk te volgen, de
taal wijzigt, de intonatie blijft (goede morgen, hoe gaat
het? het gaat goed, gaat het heel goed? het gaat heel
goed, en de gezondheid? En de familie,
.) en de
zegening voor onze reis. Het dorpshoofd, die de
dagelijkse gang van zaken begeestert, delegeert zijn
jonge broer om ons door het dorp te gidsen. Er bestaat
ook een geestelijk dorpshoofd, de Hogon genaamd, maar die
krijg je in het dorp niet te zien. We krijgen de
"toguna" te zien, een open hut ondersteunt door
peilers, het is de eerste plaats die gebouwd is door de
voorouders en waar de wijzen van het dorp samenkomen om
de gewichtige beslissingen te nemen, de hut van de
vrouwen (menstruatie), daar waar de vrouwen zich
terugtrekken gedurende enkele dagen per maand.
Na een wandeling die eindigt met een
afdaling in de falaise komen we aan in Kéni-Kombolé. De
dorpelingen hebben beetje bij beetje de falaise verlaten
om zich te vestigen in de vlakte omdat de dreiging van de
slavernij of oorlog geweken is. De ruines kunnen bezocht
worden, en als goede toerist doen we dat. Traditionele
graanschuren, huizen, graanschuren van de telems
(pygmeeën) die de falaise bewoonden voor de dogons. Bij
het afdalen, komen we een ouderling tegen, waarschijnlijk
106 jaar, die de twee wereldoorlogen gediend heeft voor
het franse leger en die onder andere noch steeds zijn
stamnummer kent. We bewonderen dat hij geen wrok heeft
met de fransen (hier denkt iedereen dat we fransen zijn
en in Mali, de fransen zijn geliefd) maar vereerd is met
onze ontmoeting. Na het middageten en een goede rustpauze
bezoeken we Telly, waar de nacht doorbrengen.
De volgende morgen komen
we aan in Ende die de uitstraling heeft van één grote
boetiek. Het artisanaal werk is mooi maar een valkuil
voor de toerist. We kunnen ook de Hogon ontmoeten, doch
na een discussie, enkele dagen later, blijkt het
waarschijnlijk dat ze een ouderling in het uitstalraam
geplaatst hebben, want het wordt verondersteld dat een
Hogon niet te ontmoeten is. Hij is vriendelijk maar
zwijgzaam.
De ledigheid kent geen grenzen,
de volgende dag is het met paard en kar dat we de enkele
kilometers die Yabatalon van ons scheidt overbruggen.
Vervolgens bezoeken we de markt van Bénimato waar we een
slager-jager, een kristen, ontmoeten die varkensvlees,
vers en gebraden, verkoopt.
Hij zal ons een gebraden
varkensham (het eerste varkensvlees sinds 3 maand)
bereiden als avondmaal. Hij heeft een kampement waar we
zullen overnachten. Het kampement beperkt zich tot een
geweven mat op het dak, daarentegen het onthaal is
geweldig en het avondmaal is stukken beter dan hetgeen we
gegeten hebben de laatste vier dagen. In de andere dorpen
was het steeds hetzelfde menu, rijst, spaghetti of
couscous met een transparante tomatensaus. De nacht is
ijskoud met een hardnekkige wind (harmatan), hetgeen niet
geweldig is voor onze botten. Het dorp zelf hebben we
bereikt na een fikse klim van één uur, hetgeen maakt
dat het minder bezocht wordt door de toeristen.
|
Dinsdag 23/1/2001
Een tocht van 8 km tussen de rotsen wacht
op ons en we ontwaken voor zonsopgang om van de kilte van
de morgen te profiteren. Het was een goed idee want
Sanoussi is buiten adem. Dit is het einde van onze trek
in het Dogonland.
Taxi naar Mopti, we
kopen vijf plaatsen in de taxi-baché naar Djenné voor
ons drie. Natuurlijk geeft dit aanleiding tot discussies
over de verdeling van de plaatsen in taxi en natuurlijk
komt iedereen tot een akkoord, dank u Sanoussi, je neemt
onze belangen ter harte. Geen elektriciteit in Djenné,
dus onze eerste wandeling in het duister. De volgende
morgen bezoeken we de stad, zeer kalm en een homogene
architectuur.
Voor philippe een foto paradijs. Het spel van licht en schaduw
op de huizen van banco (plaatselijke klei), open deuren
die uitgeven op koeren en trappen naar terrassen
inspireren. Kinderen nemen poses voor de foto (50 CFA,
zonder discussie). Een Amerikaanse vrouw geeft ons een
lift tot het kruispunt van de weg Bamako Mopti op
30 km waar we na een uur de bus nemen bestemming Ségou.
Een uitzondering sinds onze expeditie met het openbaar
vervoer. Dit heet Afrika zonder grenzen. Eerste halte,
drie mannen in bizarre kleren gehuld, stijgen op de bus.
Na de eerste verwondering, onderscheiden we de
traditionele klederdracht van de jagers. Danielle heeft
zin om een foto te nemen, maar ze durft niet. Ze zeggen
dat je niet tegen een jager mag aanlopen want dat ze een
kwalijke spreuk kunnen loslaten en ze heeft geen zin om
Jammer voor haar, want we weten nog niet dat
de jagers echte poseurs zijn en heel fier zijn om boven
het ordinaire uit te stijgen. Bij de volgende halte
stellen we vast dat bijna de ganse bus gevuld is met
jagers. Ze begeven zich naar Bamako of Ségou voor de
eerste ontmoeting van de jagers van West Afrika (la
première rencontre des chasseurs dAfrique de lOuest)
die vrijdag begint. Fantastisch, we zullen in Bamako zijn
tijdens het evenement. We stoppen in Ségou en brengen de
nacht door bij de tante van Sanoussi, Fatima. In de avond
brengen we bezoek aan een klein spektakel. Een vrouw dans
de "dienne kloge" (de dans van de duivel) op
een gebroken manier op muziek van tamboers, djembe en
balafons, begeleidt door de zang van meerdere griots
(zanger, verteller). De muziek begint rustig, na een
tijdje versnelt de muziek waarbij de bewegingen van de
vrouw heftig worden. Ze probeert in trance te geraken.
Omdat dit niet direct lukt stopt de muziek abrupt en
herbegint de céremonie. Van tijd tot tijd plukt ze
iemand uit de toeschouwers die als medium dient.
Plotseling pikt ze Danielle op. We weten het, er zijn
twee blanken en het zijn zij die ze in trance zullen
brengen. Wat was Danielle verondersteld te doen? Zij
verafschuwt zulke toestanden, maar de vrouwen die
assisteren aan de céremonie vertellen dat er geen enkel
probleem is en dat ze haar moet laten doen. Het is een
genezingscéremonie en Danielle begint het te vatten. De
danseres ziet iemand, ze voelt die persoon in haar en
. Een fysisch gehandicapte nadert de vrouw en de
gastvrouw vraagt de genezer iets te doen voor haar
vriend. Danielle keert terug naar haar plaats. De dans is
afgelopen, ze is in trance, de genezingen kunnen
beginnen. We keren terug om te gaan slapen.
De volgende morgen
brengen we een kort bezoek aan Ségou, hoofdzakelijk de
boorden van de rivier Niger. Sanoussi ontmoet oude
vrienden en rond de middag nemen we de bus voor Bamako.
Einde van de avonturen met het openbaar vervoer in Mali.
We keren terug bij Kadjatou.
|
Vrijdag 26/1/2001
Deze namiddag wordt het startschot voor de festiviteiten
gegeven in het stadion Modibou Keïta. Dit evenement is
heel belangrijk, zelfs de franse minister van cultuur
heeft zich verplaatst. We zijn met vijf, Sanoussi, Bouba,
Bavier, Danielle en mezelf. Het stadion is bijna compleet
gevuld al we aankomen even voor vier uur. En raad eens?
Om 16 uur, het voorziene tijdstip (we zijn noch steeds in
Afrika), komen de delegaties van de verschillende landen
aan op veld. De jagers van Burkina-Faso, Senegal, Guinee,
Niger, Zinder en de vijf regios van Mali vinden elkaar
terug op het groene tapijt. We zitten op de tribune,
zonnekant, en zijn ver verwijdert van het spektakel, maar
onze engelbewaarder slaagt erin om ons binnen de
omheining te loodsen om fotos te nemen. Dit is slechts in
Afrika mogelijk dat particulieren vrij kunnen circuleren
binnen het stadion en zoveel fotos kunnen nemen als ze
willen. Daar stellen we vast dat de jagers fier zijn om
op de foto te staan. Het is kleurrijk, soms met een
reukje (een echte jager wast zich niet) en luidruchtig,
het afvuren van los kruit. Op een ogenblik dat Danielle
stopt van fotos nemen, realiseert ze zich dat ze op een
halve meter bevindt van een slang.
We proberen David
te vinden maar er is veel volk
en het plein is groot. We zullen proberen hem te strikken
bij het verlaten van het stadion. We posten naast zijn
auto, maar hij is zo populair dat hij verstrikt in zijn
fan-club en enkele "gorillas" proberen de weg
vrij te maken onder bedreiging messen. Danielle denkt dat
ze serieus zijn en neemt de benen met de ogen wijd
gespreid en er is er een die zich verontschuldigt. Jullie
kunnen er misschien om lachen, maar we willen jullie ter
plaatse zien met duizenden verschrikkelijke types die hun
tijd doorbrengen met jagen en tovenarij, goed en kwaad is
omringd. In ieder geval, we slagen er niet in een foto te
nemen van David in traditionele klederdracht. Bij onze
terugkeer worden de activiteiten noch druk besproken. We
zijn op de televisie geweest en het is de kleine Aicha
die ons het eerst opgemerkt heeft. Iedereen heeft
geroepen "cest Philippe et Danielle".
|
Maandag 29/1/2001
We kunnen niet eeuwig in Bamako blijven.
Na het lange afscheid nemen, rijden we richting Bougouni
om via Sikasso naar Burkina-Faso te rijden. Adama herkent
ons van ver, niettegenstaande dat we de camion reeds voor
het huis van Rama geparkeerd hebben. Zijn familie woont
in Bobo en hij krijgt veel zin om mee te rijden, want
zijn grote zus heeft hij sinds lang niet gezien. Dus de
volgende dag vertrekt hij met ons. We vertrekken om 12
uur. Aan de grens maken ze een probleem omdat Adama zijn
vaccinatiekaart niet op zak heeft. Uiteindelijk laten ze
ons gaan. Om 21 uur komen we aan bij zijn zuster,
Fatoumata. Slecht nieuws, haar man is een maand geleden
overleden.
|
top
|
|